Afhankelijk Verblijfsrecht beperkt autonomie huwelijksmigranten

Huwelijksmigranten zijn voor hun verblijf afhankelijk van hun partner en deze afhankelijke juridische status beperkt hun persoonlijke autonomie. Deze status maakt dat ze met uitzetting worden bedreigd en doet ze vrezen voor gedwongen vertrek, zodat ze ondanks ernstige relatieproblemen en huiselijk geweld hun termijn ‘uitzitten’. Het afhankelijk verblijfsrecht beïnvloedt daarmee het welbevinden en zelfvertrouwen van huwelijksmigranten en hun relatie met de partner in negatieve zin, zelfs wanneer er geen sprake is van huiselijk geweld.

Dit blijkt uit onderzoek van het Amsterdam Centre for Migration and Refugee Law (ACMRL) van de Vrije Universiteit Amsterdam naar de genderspecifieke betekenis van het afhankelijk verblijfsrecht in het leven van huwelijksmigranten en hun partners. Aanleiding van het onderzoek was de vrees van het Platform Zelfbeschikking en Verblijfsrecht dat de toegang tot een zelfstandig verblijfsrecht, onafhankelijk van het voortbestaan van het huwelijk of de relatie, voor migrantenvrouwen te zeer was beperkt, door aanscherpingen van het beleid in de afgelopen jaren.

Diversiteit huwelijksmigranten

De groep migranten met een afhankelijk verblijfsrecht blijkt heel divers: nareizigers, partners van kennismigranten en LHBT-koppels worden allemaal door het afhankelijk verblijfsrecht geraakt. “Hun partner krijgt met het afhankelijk verblijfsrecht een machtsmiddel in handen en bepaalt de handelingsvrijheid van huwelijksmigranten, onder meer wat betreft hun economische onafhankelijkheid, toegang tot inburgering en arbeid en lichamelijke integriteit.  Door het afhankelijk verblijfsrecht hebben huwelijksmigranten geen controle over hun eigen leven, maar zijn zij overgeleverd aan de arbitraire of ongecontroleerde macht van hun partner, de referent,” aldus onderzoeksleider hoogleraar Transnationale Families en Migratierecht Betty de Hart.

Een deel van de huwelijksmigranten kan bij verbreking van de relatie binnen vijf jaar in Nederland blijven omdat ze inmiddels Nederlander zijn geworden of omdat ze een Nederlands kind hebben. Voor andere huwelijksmigranten geldt dat, ook als zij hebben gedaan wat het beleid van hen verwacht (de taal geleerd en werk gevonden) bij verbreking van de relatie binnen de periode van vijf jaar praktisch geen kans op voortgezet verblijf. Zelfs al hebben zij werk, ze zullen er veelal niet in slagen op grond van die arbeid een verblijfsrecht te krijgen. Met andere woorden: hun participatie en zelfredzaamheid helpt veel huwelijksmigranten (vooral vrouwen) in verblijfsrechtelijk opzicht niet verder.

Een uitzondering is alleen mogelijk op grond van schrijnendheid, gebaseerd op eenduidig slachtofferschap. De vergunning voor voortgezet verblijf op grond van huiselijk geweld werd in de periode 2013-2020 niet meer dan gemiddeld 180 keer per jaar aangevraagd; gezien het aantal huwelijksmigranten dat jaarlijks naar Nederland komt (zo’n 12.000 per jaar) en de mate waarin huiselijk geweld in Nederland voorkomt, opvallend weinig. Deze vergunning voor voortgezet verblijf op grond van huiselijk geweld is vooral van belang voor een in omvang beperkte, kwetsbare groep vrouwelijke huwelijksmigranten, maar tegelijkertijd moeilijk te bereiken, door procedurele belemmeringen.

Het beleid inzake huiselijk geweld biedt onvoldoende effectieve bescherming aan huwelijksmigranten en Nederland voldoet daarmee niet aan de verplichtingen voortvloeiend uit het Istanbul-verdrag, Ook staat het Nederlands beleid op gespannen voet met verdragsverplichtingen van het VN-Vrouwenverdrag en artikel 8 EVRM, waarin materiële ongelijkheid tussen mannen en vrouwen moet worden tegengegaan en de persoonlijke autonomie beschermd.

Het gehele rapport is hier te vinden.